Gerechtshof oordeelt over verdeling echtelijke woning
Datum: 24 maart 2020
Uit onderstaande casus blijkt maar weer hoe belangrijk duidelijkheid en juiste vastlegging in het convenant is.
Het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch heeft een arrest gewezen, waarin de uitleg van een echtscheidingsconvenant ter discussie stond. Het ging in deze zaak onder andere over de verdeling van de echtelijke woning.
Casus
Een man en vrouw zijn sinds 2003 gehuwd. Begin 2016 besluiten ze uit elkaar te gaan en op 31 maart 2016 wordt de echtscheiding uitgesproken. De gevolgen van de scheiding zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Met betrekking tot de echtelijke woning is afgesproken dat de man in de woning blijft wonen maar dat de woning binnen 2 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2016 en dus vóór 1 januari 2018, wordt verkocht. Ook heeft de man op grond van het echtscheidingsconvenant de mogelijkheid om zelf in de woning te blijven wonen. Hij moet de vrouw dan wel uitkopen.
Nu het einde van de tweejaarstermijn in zicht komt en de woning niet is verkocht, besluit de vrouw om naar de rechter te stappen.
Rechtbank
De vrouw vordert primair bij de rechtbank dat de man de woning aan haar toedeelt. Daarbij wordt de man ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Subsidiair vordert de vrouw dat de man wordt gedwongen de woning te verkopen.
De rechtbank stelt de vrouw in het gelijk. De woning moet aan haar worden toegedeeld, onder de verplichting dat de vrouw de hypothecaire geldlening voor haar rekening neemt en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Nadat de man aanvankelijk niet meewerkt aan de uitvoering van het vonnis, wordt de woning na een kort geding alsnog aan de vrouw geleverd.
Gerechtshof
De man gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. Hier voert hij aan dat hij de woning al voorafgaand aan het huwelijk heeft gekocht en dat hij verschillende kwaliteitsverbeteringen heeft doorgevoerd. De man heeft zowel tijd als geld in de woning geïnvesteerd. Omdat de man aanvankelijk niet de financiële middelen had om de vrouw te kunnen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, zouden de man en vrouw hebben afgesproken dat de man in de woning kon blijven wonen als hij de bijbehorende lasten zou betalen. In januari 2018 (dus na het verstrijken van de tweejaarstermijn) zouden de man en vrouw overleggen wat er met de woning gaat gebeuren.
De vrouw weerspreekt dat er in januari 2018 overlegd zou worden over de woning. De man geeft hierop aan dat ook het convenant in die strekking moet worden gelezen. Er moet dus een oordeel worden geveld over de uitleg van het convenant.
Het gerechtshof geeft aan dat het de strekking van het convenant is om geschillen te beëindigen. Hieruit volgt dat zowel de verkoop van de woning als de uitkoop van de vrouw binnen de tweejaarsperiode had moeten gebeuren. Het is de man niet gelukt om één van beide handelingen binnen de gestelde termijn te realiseren. Nu het convenant niet heeft geleid tot een oplossing, stond het de vrouw vrij om verdeling van de woning te vorderen. De man wordt dan ook in het ongelijk gesteld en de vrouw hoeft de woning niet terug te leveren aan de man.
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, datum uitspraak 11-03-2020
Huwelijksvermogensrecht, Haviltex, toedeling echtelijke woning