Verduidelijking inkomensafhankelijke combinatiekorting bij co-ouderschap
Datum: 10 januari 2023
Ben jij in co-ouderschap van een kind jonger dan 12 jaar en werkende? Dan heb je wellicht beide recht op de inkomensonafhankelijke combinatiekorting.
Bij co-ouderschap kunnen beide ouders recht hebben op inkomensafhankelijke combinatiekorting. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden. De Hoge Raad heeft op 30 september geoordeeld dat de Belastingdienst deze voorwaarden niet te strikt mag toepassen.
Definitie, voorwaarden en Hoge Raad 13 maart 2020
De voorwaarden voor het recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zijn (art. 8.14a lid 1 Wet IB 2001):
- Het arbeidsinkomen is hoger dan € 5.219 (2022);
- Er moet bij de gemeente een kind jonger dan 12 jaar gedurende tenminste zes maanden staan ingeschreven op het woonadres van de aanvrager van de IACK;
- De aanvrager is alleenstaand en deze werkt óf de aanvrager heeft een fiscale partner, beide werken en de aanvrager heeft het laagste arbeidsinkomen.
De IACK kan oplopen tot maximaal € 2.534 per jaar (2022).
Een kind kan maar op één adres staan ingeschreven. Voor gescheiden ouders die de zorg voor hun kind(eren) ongeveer gelijkelijk verdelen zou dat betekenen dat uitsluitend de ouder waar het kind staat ingeschreven recht zou hebben op IACK. De andere verzorgende ouder waar het kind niet staat ingeschreven kan immers niet aan de onder b gestelde voorwaarde voldoen. Dit knelt en daarom heeft de wetgever in art. 8.14a Wet IB 2001 het volgende opgenomen:
‘Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen een kind dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, voor de toepassing van onderdeel b beschouwd wordt ook op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de basisregistratie personen.’
Dit betekent dat in het geval van co-ouderschap toch beide ouders recht kunnen hebben op IACK mits uiteraard aan de overige voorwaarden van art. 8.14a Wet IB 2001 wordt voldaan.
Tot 2020 was in de genoemde ministeriële regeling (art. 44b Uitvoeringsregeling IB) bepaald dat kinderen tot beide huishoudens behoren als het kind doorgaans tenminste drie gehele dagen per week bij elk van de ouders verblijft. Hieraan werd volgens de interpretatie van de Belastingdienst ook voldaan als het kind de ene week bij de ene ouder verbleef en de andere week bij de andere ouder. De Belastingdienst paste de in de uitvoeringsregeling gedefinieerde definitie ten aanzien van het aantal dagen strikt toe. Zo voldeed een zorgschema waarbij een ouder het kind in de ene week 4 dagen en de andere ouder 2 dagen had en de andere week andersom, niet. Dit kon onrechtvaardig doorwerken in situaties waarin bijvoorbeeld door het werkschema van een van de ouders niet aan deze strikte voorwaarden kon worden voldaan. Dit leidde tot een aantal juridische procedures.
De Hoge Raad heeft in 2020 beslist dat de Belastingdienst de regeling té strikt toepast. De zorg voor de kinderen dient bij co-ouderschap min of meer gelijk te zijn verdeeld in een duurzaam ritme. De uitvoeringsregeling is daarom aangepast en sinds de Hoge Raad-uitspraak behoort een kind tot beide huishoudens als het kind in een binnen het kalenderjaar doorgaans repeterend ritme ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft. Dit komt neer op gemiddeld drie dagen per week.
Hoge Raad 30 september 2022
Onlangs heeft de Hoge Raad een nieuwe uitspraak gedaan ten aanzien van de IACK en co-ouderschap. De Hoge Raad beantwoordde in haar uitspraak de volgende twee praktijkrelevante rechtsvragen:
- Dient de eis dat het kind doorgaans drie dagen tot het huishouden verblijft te worden beoordeeld voor het gehele jaar of voor een periode van minimaal zes maanden (conform de in art. 8.14a lid 1 sub b Wet IB 2001 gestelde eis)?
- Indien de toets dient plaats te vinden op basis van een periode van minimaal zes maanden, dient deze periode dan aaneengesloten te zijn?
De situatie is als volgt:
Belastingplichtige (vader) en zijn ex-partner (moeder) zijn in 2016 ouders van twee kinderen jonger dan 12 jaar. Vader en moeder zijn gescheiden. De kinderen staan ingeschreven op het adres van moeder. Het aantal dagen dat de kinderen in een week bij hun vader verblijft wisselt sterk zoals blijkt uit het volgende schema:
Weeknr. | dagen | Weeknr. | dagen | Weeknr. | dagen | Weeknr. | dagen |
1 | 3,5 | 14 | 3 | 27 | 3,5 | 40 | 1,5 |
2 | 3 | 15 | 4,5 | 28 | 1,5 | 41 | 3,5 |
3 | 5 | 16 | 1,5 | 29 | 6,5 | 42 | 3 |
4 | 1,5 | 17 | 3,5 | 30 | 7 | 43 | 5 |
5 | 3,5 | 18 | 3 | 31 | 6 | 44 | 1,5 |
6 | 3 | 19 | 3,5 | 32 | 0,5 | 45 | 3,5 |
7 | 5 | 20 | 1,5 | 33 | 0 | 46 | 2,5 |
8 | 1,5 | 21 | 3,5 | 34 | 1,5 | 47 | 3,5 |
9 | 3,5 | 22 | 3 | 35 | 3,5 | 48 | 1,5 |
10 | 3 | 23 | 4 | 36 | 2,5 | 49 | 3,5 |
11 | 3,5 | 24 | 2 | 37 | 3,5 | 50 | 3 |
12 | 1,5 | 25 | 3,5 | 38 | 2,5 | 51 | 3,5 |
13 | 3,5 | 26 | 1,5 | 39 | 3,5 | 52 | 4,5 |
Op basis van bovenstaand schema heeft de man in zijn belastingaangifte over 2016 de IACK toegepast. De belastinginspecteur verleent de heffingskorting niet omdat de kinderen niet het gehele jaar doorgaans ten minste 3 gehele dagen per week in het huishouden van de belanghebbende verbleven.
De Hoge Raad komt net als Hof Arnhem-Leeuwarden tot de conclusie dat de vader wél recht heeft op IACK. De vader heeft gedurende 27 weken de kinderen 3 tot 4 volledige dagen per week. Dit is meer dan zes maanden zoals staat beschreven in art. 8.14a lid 1 onder b Wet IB 2001. De periode van zes maanden hoeft overigens niet aaneengesloten te zijn.
Belang voor de praktijk
De uitspraak van de Hoge Raad betekent wederom een versoepeling van de (strikte) uitleg door de Belastingdienst van de voorwaarden die worden gesteld aan de co-ouder om in aanmerking te komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dat is uiteraard goed nieuws voor ouders die de zorg voor hun kinderen delen.
Vooralsnog lijkt de conclusie dat als in meer dan 26 weken de co-ouder het kind drie tot 4 dagen per week verzorgt, er wordt voldaan aan de vereisten voor het recht op IACK. Dat geldt ook onder de sinds 2020 aangepaste definitie in art 44b Uitvoeringsregeling IB. De Hoge Raad gaat in deze uitspraak niet specifiek in op de 156-dagen eis.
Bij co-ouderschap zal bij de totstandkoming van de zorgafspraken in een ouderschapsplan deze dusdanig moeten worden vormgegeven dat wordt voldaan aan de kaders voor de het recht op IACK. Hiervoor is het van belang actuele jurisprudentie over dit thema op je netvlies te hebben. Hierdoor kunnen cliënten deze regeling optimaal benutten.
Bron: de Scheidingsdeskundige 11-10-2022